We hebben eerder in deze serie al te maken gehad met een aantal strings, zoals die van “Hello World”. Dit is een voorbeeld van een data type, waarvan we er in deze video meer gaan zien.

Allereerst hebben we de string. Dit is eigenlijk een stukje tekst en moet altijd tussen aanhalingstekens worden geschreven.

Daarnaast hebben we nog de integer. Dit is kun je zien als een cijfer zonder decimalen. Integers worden vrijwel in alle grotere projecten gebruikt en dus zullen we deze data type nog vaak tegenkomen.

Ook de float kun je een cijfer noemen. Het verschil tussen deze en de integer is dat een float decimalen bevat. Een voorbeeld hiervan is het cijfer 12.4.

De double lijkt vrijwel identiek op de float, maar dit is niet het geval. Een double is namelijk accurater dan de float en neemt dan ook meer geheugen in beslag. Doordat de double accurater is krijgt deze datatype vaak de voorkeur boven de float.

Als je een variabele aanmaakt en je deze opslaat als float, moet je hierachter een ‘f’ plaatsen, aangezien de computer dan weet dat je met floats aan het werken bent en niet met doubles.

De laatste datatype die we in deze post bespreken is de char of character. Dit is slechts één karakter en wordt altijd tussen enkele aanhalingstekens geschreven. Een voorbeeld hiervan is ‘x’.

In de komende tutorials gaan we kijken hoe we deze datatypes functioneel kunnen gebruiken.

Datatypes:

String --> "Hello World"
int --> 12
float --> 12.4f
double --> 12.4
char --> 'x'